Alsof hij haast heeft, die fase al als voorbij ziet, en zelfs
al weet dat het vertederend was, zo zegt hij
‘ooo’ en ‘baby’ als hij naar een foto van zichzelf wijst om
dan weer door te gaan met de vondst van
die dag: aapje, eendje, toodo voor het monster Gruffulo en
iets voor een olifant terwijl ik zo vreselijk traag
mezelf wijs op al die andere voorbije zaken, daar keken we
beslist vrolijker, ons vel nog strakker, het
uitzicht zeker aantrekkelijker, de lippen nog vol en zojuist
gekust, een huppeltje in ons lopen, we zijn
nooit af op de witte strepen en in de lichtflits vallen alle
beesten nooit tegelijk aan en de snelheid die
we aanwenden zullen we nooit kwijtraken noch de juiste
naam waarmee hij ons aanwees ooit.
elbert gonggrijp
8 december 2017 — 09:49
Ontroerend mooi dit prachtige gedicht… Invoelbaar…
Liefs,
Elbert
alja
8 december 2017 — 09:50
dank je wel