Ze wonen tegenover elkaar, twee kamers waartussen
een witte hal waarin ze hun rollators kunnen

keren en mij laten draaien, linksom, rechtsom zodat
ik net nog hun handen kan houden om

ze tegelijk beet te pakken en te vertellen over toen.
Dat lijkt althans de taak en ik neem het

heel serieus, zoals alles. Ik zie hen beiden maar iets
zorgt ervoor dat ze elkaar niet ontwaren,

ik hoor hun beider stemmen maar ze luisteren niet
naar elkaar en ik voel hun handen die

ze zelf niet meer uitwisselen. In mijn vaders grote
verdwaal ik opnieuw terwijl mijn mamma

venijnig knijpt, ik ben ontzettend moe van het staan
daar maar kan ze niet loslaten, tot nu.