Hier liep ik met mijn vader, zei je, hier liep ik
met mijn hond, hier rijd ik met jou –

rond, wilde ik eraan toevoegen omdat het rijmt
zoals de verlatenheid van het terrein,

de lege fabrieken, de haven met de sluizen die
alleen de boot van Sinterklaas, zei jij,

nog door zouden laten, de hoge schoorstenen en
de zwarte vegen in de lucht met

het ons samenhingen, bijna nacht, bijna vervallen,
bijna voorgoed afgelopen, geen geluid

dan het water dat nog aan de kade klotst, jouw
hand die schakelt, het stuur dat draait,

mijn bezorgdheid die misselijk tegen de ramen
slaat als angst die bij verlies hoort.