dichters verzilveren verdriet
omdat hun lied zich voorbij de roest
van het vergeten liegen moet:

een fraaie parabool
als leuning voor de stoel
die troost zal heten.
de poten zijn de veren
van de wilde, witte vogel die is opgestegen.
laat ons daar dan mee beginnen.

vervolgens verzinnen wij de waarheid
van een wiekslag die het jonge riet
slechts even huiveren liet.

Guido De Bruyn, uit: Een wiekslag, een van de gedichten uit
In de kring van menselijke warmte, hommage aan Rogi Wieg