Elke ochtend heeft het licht van de vorige, een
misleidende felheid, een zomers tafereel,
een bijna ondraaglijke vrolijkheid terwijl ikzelf
steeds langer doe over mijn ritueel:
met eenzelfde zonnig gemoed rollend vanuit de
lakens meteen op de voeten staan en
handelend, even snel u op het verkeerde been
zettend om daarna weer voor een
dag te verdwijnen. Het is namelijk nog lang geen
zinderende temperatuur, alleen in de verste
hoek is het behaaglijk, schuilend tussen muur en
muur met de geluiden van de wereld
ver onder mij. En zelf ben ik nog lang niet bloot,
ik bedek nog altijd de meeste delen.
woutervanheiningen
18 april 2017 — 10:03
en zelf ben ik nog lang niet bloot
zo’n terloopse zin zet dit gedicht ineens in een ander daglicht 🙂
alja
18 april 2017 — 13:54
waarom schiet ik nu meteen in de lach?