Mijn vorderingen worden in het sociale verkeer aangemoedigd
dan wel licht meewarig toe geklapt. Zo is het ook met het werk
zelf: schrijvers overdrijven altijd vreselijk.

Behalve ‘fijne dagen’ en ‘zonneschijn’ leveren de attenties:
bijnamen, pseudoniem, doel en opbrengst. Dat laatste ligt in de
titel begrepen en stelt uitermate gerust

maar valt natuurlijk onder de categorie van de derde regel alhier.
‘Snel wijf wordt Sell Wijf!’ zegt een handige dichter en dat levert
een pauze van minstens

drie kwartier waarin weer zeven keer vijf pennen gebreid kunnen
worden. Schrijven als beloning na het verplichte werk. Schrijven
als verplicht werk na

de beloning. ‘Dit heb je altijd gewild’ zegt een warme vriendin die
daarvoor nog even in een weke zij prikt en het banket aansnijdt.
Schrijven is eten. Schrijven is

leven. Leven is schrijven. In de oude aantekeningen staat overal
dat schrijven ‘woede’ is. Ik weet dus niet of het verstandig is mij
aan te hitsen, te animeren of op te zwepen. Wijf is

een stampvoetend meisje namelijk en het lijk ligt reeds in hoofdstuk
1 aan haar voeten. En de drieëndertig stukken doen vermoeden dat
het een definitieve afrekening is.