‘Vroeger was het allemaal alleen maar een mist van gedachten, iets vaags. Er valt veel voor te zeggen alles op te schrijven zoals ik nu doe. De mist wordt weggeduwd en de waarheid of iets wat daarop likt staat daar grimmig en naakt, niet altijd aangenaam, nee. Maar dat was de taak die ik me gesteld had, denk ik, mijn uiterste best doen om een provisorische brug naar de toekomst te slaan, ook al verdwijnen het ijzerwerk en de kabels in het niet van de verre lucht.
Ik denk vaak aan dat moment in de Noord-Afrikaanse woestijn waarop de leeuwerik opsteeg. Toen ik de lichamen van mijn medesoldaten bekeek en diep in mijn borst mijn hart brak, en de ogen van de levende soldaten achter in de truck alleen maar toekeken. Er sprak zo’n grote angst uit die ogen, misschien een terechte angst voor wat hun kon overkomen, maar ook zo’n groot verlangen naar gerechtigheid, naar een verklaring, naar een reden. Maar welke reden is er voor de gewone gang van zaken? Ik zou het niet weten.
Betekende die opstijgende leeuwerik uiteindelijk iets? Toen ik dit oude notitieboek begon te vullen, dacht ik waarschijnlijk van niet, niet echt. Of ik zal wel gedacht hebben dat het op een vage, ‘poetische’ manier iets betekende. Ik ging ervan uit dat het iets betekende. Maar wat dan? Ik wist het niet. Heeft verwondering uiteindelijk nog enige heerschappij over feiten? Ik weet het nog steeds niet, ik weet het nog steeds niet.
O, maar misschien weet ik het wel, misschien weet ik het. Dat liefde als de leeuwerik opstijgt, zelfs van het veld van de dood.’

Sebastian Barry, uit: The tempory gentleman, vertaald door Johannes Jonkers tot ‘De tijdelijke gentleman’.