Dat je zomaar kunt veranderen in oud en stram,
stijf en pijnlijk, moe en lelijk, voorgoed het beeld
kwijt van dat blonde, zachte, lieflijke.
Dat die wisseling blijvend is, eeuwig dat overvolle
blozende gulzige onder lange slierten grijs of heel
kleine ogen naast je vaders neus.
Dat je altijd anders wilt, zoals heel vroeger: een
meisje dat groter wil zijn en niet kan wachten tot,
indianenstrepen over het gezicht.
En ondanks dat, die trots als een nieuwe jurk op
zondag, een door de zee gebleekte spijkerbroek
waarin je je liggende perste, een
jongen die je op je billen raakte in het voorbijgaan,
gegiechel en het uiteinde van je haren dansend
of ook wel in zijn hand. Dat alles
van tijdelijke aard is maar dat er niemand is die
zegt wat wel blijft. Dit uitzicht misschien: zuchtend
passeert zij zonder dat iemand kijkt.
Hans
16 april 2016 — 07:10
je schreef over mijn jeugd zo het leek en waarin de troebeling van avontuur in de liefde zichtbaar werd …
Blewbird
16 april 2016 — 09:17
En dat dat blonde, zachte, lieflijke, nog wel van binnen zit, maar dat niemand het meer ziet. Au!
alja
16 april 2016 — 12:13
het is soms een gedachte die post vat, laten we er maar niet aan denken meer
alja
16 april 2016 — 12:14
herkenbaar zijn is zowel een wens als een noodlottige gedachte 🙂