Het zijn oude handen die de laatste dagen verstrikt
raken in de zachte touwen waarmee het hart zich
vult in de wetenschap dat

aan de andere kant langzaam getrokken zal worden.
De vingers raken stijf en dikker, de plooien ruwer
en talrijker, het aanraken zoveel

zeldzamer. Als iedereen vertrokken is, realiseert men
zich dat nooit iemand gekomen is behalve de drie
koningskinderen die – tijdelijk ook

– zich nestelden onder dat meest warme deel. Links
of bijna in het midden verschuil ik mij. Wij moeten
een nieuwe naam in ons lijf kerven.

Als dan duidelijk is wie we zijn, we hoeven het garen
maar te volgen en de bloedsporen op ons lichaam,
laten we misschien eindelijk los.

 

20160305_181222