Zolang dit huis kinderen heeft, ze
bergend als voorraad in haar schuren,
geluiden van blote voeten,

kletsende, tikkende vingers, glazen
hoog in de lucht, een tuin met verstop-
plekjes en dieren in het veld,

zolang ben ik moeder, zolang zorg ik
voor. In de ochtend ruim ik het vuil,
in de middag de lege borden,

in de nacht het slagveld van hun spel.
Ik hoor de trollen kermen, de koningen
krijsen, de ondoden opstaan.

Elfen dansen, robots verzamelen zich
zoals ik: vrouwen die automatisch doen.
Het antwoord op de vragen.

Zodra de zon opkomt, verdwijnt de
bijbedoeling: dat we blijven, waar dan
ook maar in ieder geval bij hen.