Ik schrijf nog steeds over niets. Zonder
diep na te denken en in de ochtend behalve
als ik niet thuis ben. Zoals
vandaag. Dan in de trein de onderwerpen
voorbij zien gaan. De koeien zien liggen.
De gesprekken horen.
Mezelf draperen in het maanlicht, het bed
onder de sterren. Hij slaapt. Er gingen
jaren voorbij zonder
het te weten. Ik schrijf nog steeds over niets.
Ik kan dat zo goed. In de nacht blijf ik waken.
Ik verlang naar thuis.
Zwarte plastic stippen in het hooiland. Een
oogst. Zon die aansterkt. Een wiebelende
meneer onder een rugzak.
Twee meisjes die een boterham delen. Het
is middag als ik terugkeer. Er is niets om
over te schrijven.
Je kunt zo mooi schrijven over niets, zegt hij
En niets is het als ik daar weer lig, de zon op
Mijn melkwitte benen, zijn bruine handen als
Toevallig om mijn schouders en later
Ver daar benee, niets is het als ik daar de zon
Proef, huid op huid en de boot het ritme volgt
Van onze lijven, een briesje over het water dat
Verdwijnt in een open raam, een
Eiland in de stad, dat ik zal huilen bijna en dat
Hij dat zal zien en mijn tranen zal wegvegen en
Zal zeggen ‘maar lieverdje’ en dan iets dat het
Niets is, dat schrijven
Van mij, iets drijft weg en komt zich pas weer
Tegen bij het volgend woord, ‘doeg hè’ en dan
De trap weer af om de bloemenspeldjes uit het
Vooronder te halen die daar
Met mijn asblonde haren nog op het laken kleven
En dan met natte vingers het haar omhoog houden
En mijn jurk recht en blote voeten terug in de
Indianenlaarsjes waarvan de franje tegen
Mijn kuit tikt en dan weer thuiskomen en schrijven
Over dat alles dat zich met één beweging weer
In mij voegt, in dat hunkerend lijf en hunkerend
Hart dat bijkans leeg zich opnieuw vult
ik moet nog leren spreken zoals het hoort, kalm
uit de bundel ‘de hand de beweging laten maken’, januari 2012
blewbird
4 juni 2015 — 20:33
Wat je niets noemt
hans altena
5 juni 2015 — 07:19
it blows me away