Ik weet nog hoe hij bij mij kwam staan,
fluisterend in de gang, leunend tegen
het nisje waarin

wat kunst onder een aureool van takken
stilte afdwong. Hij zei me dat B. dood
was maar ik dacht dat

het niet kon. Hoeveel B’s kende ik eigenlijk
en welke was er het slechtst aan toe en
was het wel

een kwestie van conditie. Uiteindelijk
kende ik maar één B. en hij lag drie dagen
achter zijn voordeur.

Op het kastje links achter zijn aantekening
over pijn en hulp, hanenpoten tegen de
lucht in geschreven.

Drie minuten stond ik onder de flauw
oplichtende stralenkrans, zoende zomaar
Z. vanwege B. en diens conditie.

 

bij de dood van dichter Jos Zuijderwijk