‘Ik kan niet op de aard van uw gedichten ingaan, daarvoor is een kritische benadering mij te vreemd. Er is niets waarmee een kunstwerk zó slecht kan worden benaderd als met kritiek, want dat leidt altijd tot enkele meer of minder ongelukkige misverstanden. De dingen zijn allemaal niet zo tastbaar en goed onder woorden te brengen als men ons meestal wil doen geloven; de meeste gebeurtenissen zijn onbeschrijflijk, ze vinden plaats in een ruimte die nog nooit door een woord is betreden, en nog onbeschrijflijker dan al het andere zijn kunstwerken, die geheimzinnige entiteiten wier bestaan – naast het onze, dat voorbijgaat – blijft voortduren.’

Rainer Maria Rilke aan Franz Kappus, uit: Brief aan een jonge dichter, 17 februari 1903