Hij was daar gaan liggen, op de dekens
Naast zijn vader en had zijn

Hand gepakt en gevraagd wat of hij zag
En zijn vader had gewezen en

Een heel lange man was verschenen in
De hoek van de kamer met

Feestkleren aan en daar was die man blijven
Staan tot drie dagen later

Zijn vader niet meer wees, niet meer sprak
Zodat hij op kon staan, het kind

En verweesd de hand liet liggen en de voeten
En de ogen alsof het

Attributen waren die los op het andere wezen
Konden worden gezet en dan

Wat vrolijk zwaaien en zich los maken uit
Die hoek op weg naar het feest