“Waarom, vraagt Campert zich af, schrijft hij?
‘… als je schreef en op het ogenblik dat je schreef, schreef je voor jezelf, moeizaam, egocentrisch en gelukkig, zoals je in je kindertijd een bootje liet varen op de vijver. Vaak dreef het terug naar de wal, maar dat deed er niet toe, want dan gaf je het, op je buik in het gras liggend, aan de achtersteven een duw met je hand (je vingers werden aangenaam nat.) En een enkele keer zeilde het fier vooruit, precies zoals je bedoeld had. Hoe ver het dan voortzeilde, lag aan de breedte van de vijver of aan de lengte van je touw. Anderen mochten toekijken – als het goedging was dat zelfs wel plezierig maar je wist dat zij toch iets heel anders zagen en ondergingen dan jij.’ (nawoord schrijver achterin ‘James Dean en het verdriet’)
…………….
Waarom schrijft hij? Zodat anderen hem na zijn dood zullen kunnen terugvinden? Zodat hij aan het eind van zijn leven zichzelf zal kunnen terugvinden?
‘Waar het voor jou om ging, was de geur van het gras, het zeilen van het bootje, de lengte van je touw, de breedte van de vijver.’
Dat is de kern.”

Bert Wagendorp, De mooiste vorm van ernst, over de methode van-Campert, het verhalende oeuvre van Remco Campert, Volkskrant, Sir Edmund, 7 juni 2014