Voorgoed het lijf daar te laten waar ik haar
Achterliet, op de rand van het

Kermisbed, half opgericht omdat het twijfelt
Tussen opstaan en weer slapen gaan

Aarzelt tussen weggaan en blijven, het haar
Nog uit haar ogen moet strijken

Langzaam haar benen moet bewegen, het licht
Nog dampend en zilver vanachter

De gesloten ramen, dan de beweging achter
Haar, twee vingers langs haar onderrug

(hij tekent haar troost, hij besluit tot haar
vertrek, hij deelt zijn spijt) o maar om

Daar nog even te talmen tussen hoop en
Verwachting en terug te vallen in hem