Ik weet niet waar de kleuren vandaan komen
Zegt kunstenaar H. en de

Vormen deprimeren mijn vrouw, er rijzen
Staketsels van bomen in het rose

Verder is het doek een lege geblakerde vlakte
De ramp heeft zich zojuist voltrokken

Denken we, door het raam zien we de loodgrijze
Druppels, ik aarzel bij vertrek

Hij leent me een hoedje, trekt het stevig over
Mijn haar

Ik moet je beschermen, zegt hij, om de hoek
Stop ik, prop het hoedje in mijn

Fietstas, de wind bevrijdt me, mijn tranen zijn
Zo warm als de regen

De grond dampt, in het veld niets dan mijn
Gekleurd lijf