Nu de chaos niet bedwongen kan, is er geen chaos
Nu de toetsen haperen, is er geen schrijvende hand

De ruimte is ontvolkt, er staat niemand voor de deur
Bonzend, er is alleen

De stilte van sneeuw, het plooien van stof op stof
Het vastzetten van kleur en vorm alsof

Ik opnieuw moet bepalen hoe ik haar draag: deze
Pop waarvan de ledematen

Zwaar over mijn schouder hangen, haar in de ogen
En ogen hol, het wit

Onbedwingbaar door de kieren van haar woning, eens
Zwart, eens bewoond