“De accordeonspeler straalt. Ik heb altijd de neiging gehad iets lekkers te kopen voor hem zoals ik de daklozenkrantverkoper altijd een warmere muts wilde geven (of iets met een streepje erop). Ik ben arrogant. Als ik al die dichters op het net ontmoet, vanwege de organisatie in Haarlem word ik nog populairder, al die dichters die zo graag zich willen laten horen, wil ik eigenlijk verdwijnen.

Ook een gedachte van vannacht, natuurlijk ingegeven door dat verscheurd gevoel en de behoefte aan kerstvrede, simpelweg te verdwijnen, van alles. Van het internet af, niet meer zichtbaar achter het raam hier, geen sociaal netwerk digitaal onderhouden, een nieuwe stad wellicht, een nieuwe route, alleen bezig zijn met het veldje achter mijn huis waar papavers zouden groeien en een geit zou scharrelen en konijnen zich verschuilen achter een graspol. Jij zou er zijn en ik zou je elke avond voorlezen zoals ik mijn kinderen elke avond voorlas. Je zou zeggen, ‘schrijf het op’. Ik zou aan de wolken kunnen zien of het zal gaan regenen en bij sneeuw scheppen wij de bergen aan de kant en stappen met hoge laarzen naar de dieren. Ze zouden in de huiskamer slapen en wij zouden elkaar altijd warm houden.”

uit een brief naar mijn lief, 20 december 2011