Vanuit het atelier sleep ik mijn heiligen beelden
Weer naar boven, ze verdwijnen naast mijn
Gouden trouwschoenen, een hoofd rolt, een lijf
Valt, dan vult het

Dienblad zich met autootjes zodat de vensters
Zich vullen met auto’s, kleur bij kleur waarbij
Vervaarlijk 1 chauffeur tegen het verkeer ingaat
Zodat een jongetje buiten

Zijn moeder wijst op de overtreding maar lacht
De poes probeert er nog tussen te liggen, hij flirt
Normaliter met iedere voorbijganger, maar de
Stalen koude voorwerpen

Prikken in zijn vacht, dan hangt Maria weer boven
En zoek ik de zwart/witte afbeeldingen van dat
Wat ik me blijvend herinner: mijn pappa’s Citroën
Mijn rijden in de

Witte Volvo 544, het schilfertje lak van de Amazone
In mijn moeders fotoalbum, ik laat de wanden wit
Zoals de velden waren toen, leeg en onbegrensd
Alleen kleur in het hek waarover mijn benen bungelden