Doodgaan is ook het schuilen in haar bed, de
Mond open, de handen waar? diep onder
Een hoopje beddengoed, een puntje laken

Over het voorhoofd gevouwen, doodgaan is
Zoals ze op mijn stoep stond, ik was jong en
Dwars en zij zei ‘ik heb zo’n verlangst naar

Jou’, ja, duh, dacht ik en vree met haar kerk-
Ganger, at een toetje in de ochtend, niette de
Zoom van haar jas

Doodgaan is mij nu vergeven voor al dat misbaar
Doodgaan is nu mij toestaan die dekens te
Vouwen, een vinger over de

Bleke huid, mij te laten prevelen ‘mamma
Mamma, ga  nu maar’ zoals de zon boven de
Nevel boven de bevroren velden, haar

Weilanden, mij nu te laten zeggen: ik verlang
Jou zozeer, ik zou je binnenhalen, ik zou jou
Vergeven