Mijn mamma’s woorden zitten zelfs niet meer
In de stiltes tussen mijn aanraken, naast haar
Zitten en weer verdwijnen

Ook zoekt ze niet meer naar de botten in mijn
Vel, de bolletjes op mijn trui, de haren in mijn
Schoot of het liegen in

Mijn ogen, mijn mamma ziet paarden in galop
Waar een mevrouw haar rolstoel parkeert en
Vleugels van een

Vogel waar een gordijnroe de muur uit komt
Maar ik bedenk ze voor haar, zij knikt alleen
En laat haar hand houden daar

Waar ik slechts lijf voel, knikken en hagelslag:
Een zoete geur van blokjes brood en mijn
Kinderbestek van versierd zilver