Ik ben,  in haar tegenwoordigheid, niet minder eenzaam dan vroeger. Wat ik sinds maanden in stilte heb vermoed, wordt zekerheid: dat in mijn eigen ziel de kiem ligt van die eenzaamheid, die vervreemding die eeuwig, onherroepelijk afstand schept tussen R. en mij, tussen mij en ieder ander.

Hella S. Haasse, uit: De verborgen bron