De volgende morgen hangt mamma’s hoofd
In het ontbijtbordje zoals het haar

Recht naar beneden, dezelfde zachte knik en
Weer later

Lig ik in haar schoot, ze begrijpt niet wat ik
Daar doe dus er volgt geen

Hand, geen strelen van mijn haar, geen troost
Ze zegt ‘heb je Alja nog wel eens gezien’

En als ik hum, zegt ze ‘dat is ook geen held’
En noemt het verschil met mijn zusje

En dan dat het vroeger al zo was, bedankt
Zegt ze later, voor je bezoek

Drie volzinnen tussen het wegkijken door
Toch, zegt mijn meisje, is er aan je iets

Dat haar aan A. doet denken, warme handen
Zeg ik, of een bezwaard gemoed