Gewapend met een in zachte doek gewikkelde
Camera, een flesje water en een overgebleven
-voor een kind onderweg gesmeerd-

Broodje, vier ik mijn eigen vakantie, nu linksaf
Rechtsaf en dan het zachte mos over waarin
Parasols zacht ruisend

En stoelpoten licht doorbuigend, hadden kunnen
Staan en meisjes met strakke zwarte rokjes
En witte schortjes voor

Probeerden te lopen langs de bessenstruiken, door
De zandbakken en over het parcours heen waarlangs
Dinky-toys struikelden, dan

Op de geheime plaats, tussen de oude kastanjebomen
Zal ik mezelf horen zeggen tegen hem hoe we daar
Hadden kunnen liggen

Hoe het gefilterd licht van boven onze bewegingen
Had verzacht alsof hij de lens verdraaid had en
Minder scherp mijn verlies zou noteren

Het zwarte rokje uit, een autootje vallend uit mijn
Borsten, een parasol zich ontvouwend boven het
Kind dat ik was