Als hij dan slaapt, is het uitzicht van mij
Het ronde raam met daarachter het

Wuivend gebladerte van waaruit de vogels
Stijgen, het licht tussen

Hun vleugels, dan de roomwitte planken
De roestige scharnieren, het

Vleugje rood omdat de verf op moest, een
Geel veertje uit

Het dichtgeklemde kastje, dan valt mijn
Hoofd weer terug, alleen de

Ogen draaien, zijn krullen zijn nog donker
De rimpels fronsen zich, zijn

Sproeten dansen terwijl niets zich beweegt
Dan dat licht

Bovenop zijn lijf en de vingers van mijn
Ene hand daar achteraan