De tuin rondom mijn ouderlijk huis hangt
Zwaar en loom in mijn gedachten, de struiken
Buigen beladen door, de paden zijn overwoekerd
En onder het herfstblad, nooit

Aangeveegd, ligt het dierenrijk dat ik vrees, de
Buren stoten elkaar aan en gaan tot aktie over
Uit hun huizen de bezems en hooivorken en veel
Lawaai, de nazaat

Wordt van het erf gejaagd, grint knarst, mijn vaders
Remsporen buigen af naar links, de sleutel past
Niet langer in het voorslot, er zouden schatten
Bewaard worden in

De zijschuur, er is maar één boom waarin ik durf
Te klimmen, de takken wijd uitgespreid vormen
De trap naar de hemel, ik kan pas het einde zien
Als ik mijn ogen

Tot spleetjes knijp, dan de sterren, dan het zwart
De roetlucht van een verboden vuur, mijn voeten
In mijn vaders klompen verhinderen mij te rennen
Ik word overwoekerd