In de droom toon ik hem mijn handen, vingers
Gespreid en dan, als hij ze pakt en nakijkt, ga ik
Op mijn tenen staan en

Kus hem, dat is altijd zo, hoor ik hem tegen mijn
Zusje zeggen, dat ze zegt dan dat ze van me houdt
En dan

Loop ik weg, immens verdrietig en verstop me
Onder een gootsteen waar ik maar net pas en loopt
Hij en zij

Langs me en hoor ik hem geërgerd praten en vragen
Om pas veel later weer gezamenlijk te strijden in
Een leger van kunstenaars

Dichters, zwervers, vrouwen veelal – ik zag een
Vrolijk filmpje waarin een kat net in een doos
Paste en ook

Was ik nog verbaasd over zijn nalatigheid, van
Familie had ik niets gevoeld en met wijde vingers
Had ik gedaan alsof ik typen kon