Al de goede bedoelingen, de herkenbare pogingen
De ontroerende gebaren – zo zetten wij gezamenlijk
De klapstoelen in het gras –

het maakt me alleen maar eenzamer dan ooit, daar
Te staan en dezelfde vraag te stellen: verstaat u
Mij, kunt u mij

Horen? niets wissel ik echt uit, hoewel u mijn jasje
Kunt krijgen voor de kou, niets ook laat ik na, een
Foto of drie misschien

Zwart veelal en wijdbeens, stevig en heus zo aardig
In het echt, vanachter de kerken de zon, vanachter
De mensen

Niets, – als we nu de stoelen draaien, hoeven we onze
Ogen niet dicht te knijpen voor het licht – klap mijn
Handen warm