Terwijl hij praat, herken ik de route
Waarschijnlijk liepen we hand in hand

Ik dacht, zegt hij, aan het begin van de
Straat, ik weet het niet meer, zeg ik

Maar ik zie het interieur, de houten borden
Het sap dat uit het vlees loopt terwijl hij

Snijdt, zijn voeten tegen de mijne, benen
Iets uit elkaar, een bruin

Vaasje met daarin een enkele bloem, dat
Haar dat naar

Beneden valt, een meisje met een wit
Schortje, rook

In mijn ogen, daar, zegt hij en staat stil
Misschien, zeg ik terwijl

De deur opnieuw open gaat en ik hem
De randjes vet geef