Now I wish I could write you a melody so plain, That could hold you dear lady from going insane (Bob Dylan, Tombstone Blues)

de overkant

Als moeder van een enorme schaatsfamilie leek ik
Koek en zopie uit te delen, snotneuzen af te vegen
Schoenen vast te maken en broeken op te hijsen
Onderwijl steeds warmer wordend, de huid

Op de wangen zo rood dat het was alsof ik mijn
Kroost veelvuldig gepoetst had, geprezen ook en
Nu zaten we daar allemaal om de ruw houten tafel
Waar slechts een enkel been verwarmd

Werd door een straalkacheltje uit vroeger tijden en
Sjaals en handschoenen gewoon aan bleven terwijl
Mijn blote schouders als marmer per ongeluk mee
Deden aan een expositie die men

Zo dadelijk zou gaan bezoeken, de warmte van de
Lijven en de besloten ruimte bleef hangen tot de
Deur weer open ging en dan opeens weer was men
Muisstil en ik kon ik mijn stem horen die

Grapjes makend seizoenen aan elkaar verbond, die
Van de lente van mijn halslijn, die van de winter
Uit mijn voeten, die van de zomer in uw ogen en
Die van de herfst in mijn hart

 

« »