Wanneer ik in mijn dagboek schrijf praat ik tegen mezelf met een innerlijke stem. De hele volgende week ben ik mij ervan bewust dat mijn hersenen vreemd werken. Stel je voor dat je al je ervaringen schept door ze tot aanzijn te schrijven, maar dat je gedwongen wordt met je verkeerde hand te schrijven. Je zou de trage onhandigheid compenseren door zinnen in te korten, zoals een dichter dat doet. Op dezelfde manier verdicht mijn leven zich tot metaforen.

Uit Mantel pieces, vertaald tot Vorstelijke personages, door Harm Damsma en Niek Miedema, Meridiaan, 2021, uit het essay Dagboek, een ontmoeting met de duivel, 2010