Er boog zich een dichter over mij heen vannacht die terwijl
hij een hand in het beddengoed stak met de ander

een lange rol perkament uitschudde tot er vier regels zichtbaar
waren die helemaal bovenaan onleesbaar

in al dat wit wat verloren stonden te zijn. Hij streelde over
mijn borsten en zoende mij en liet het papier

los dat als een mistflard verdween uit mijn kamers en boog zich
dieper. Ik had graag willen weten wat er stond.

In een ander bed lagen twee familieleden gezellig te praten, ze
giechelden en overlegden en dat ging allemaal niet

over mij, ze hadden zelfs geen bezwaar tegen de dichter die nu
op zijn knieën lag terwijl zijn handen zich warmden

in de lakens. Ik vertel u niet wie het was, vier regels zijn niet
veel en hij las ze per slot van rekening niet voor.