Een van de zaken waarin kunst verschilt van het leven, is dat in de kunst de dingen een vorm hebben; zij hebben een begin, een midden en een einde. In het werkelijke leven kabbelen de zaken gewoon voort. In het leven heeft iemand een kou gevat en je behandelt die als een onbeduidende aandoening, en plotseling sterft de patiënt. Of iemand krijgt een hartaanval, het verdriet knijpt je de keel toe, tot hij herstelt en nog dertig jaar kribbig verder leeft en eist dat je hem verzorgt. Je denkt, dat een grote liefde is afgelopen en je bent in de greep van Anna Karenina’s drama, maar twee weken later staat de vent in je deur, z’n jasje los en een schaapachtige uitdrukking op zijn gezicht, en hij zeg: Hé, neem me terug, wil je?” Of je denkt, dat je grote liefde in volle bloei is en je hebt niet gemerkt dat het in de afgelopen maanden steeds maar bergafwaarts is gegaan. Met andere woorden, in het werkelijke leven corresponderen je gevoelens zelden met de gebeurtenis in kwestie. Het kan zijn, dat je helemaal niet weet dat de gebeurtenis plaatsvindt, of je onderkent de betekenis ervan niet. Wij vieren geboorten en bruiloften, wij treuren om sterfgevallen en echtscheidingen; maar wàt vieren we en waarover treuren we? Rituelen markeren gevoelens, maar gevoelens en gebeurtenissen vallen niet samen. Gevoelens zijn groot en strekken zich over een mensenleven uit. Ik zal de polka met je dansen en vurig met mijn voeten stampen; ik verheerlijk alle energie die ik ooit heb gevoeld. Maar die energieën zijn momenten, niet codificeerbaar, kunnen niet gewaarmerkt worden, niet gedetermineerd: misschien word je ertoe verleid te menen dat mijn verheerlijking jou betreft. Kijk, dat is wat kunst voor ons doet: zij stelt ons in staat onze gevoelens te fixeren op gebeurtenissen op het moment dat ze plaatsvinden, zij staat een verbond van hart en geest toe, en van tong en traan. Terwijl je in het werkelijke leven van het ene ogenblik op het andere een ui niet van een stuk droog brood kunt onderscheiden.

Marilyn French, uit: The women’s room, III, hoofdstuk 1 (vertaald tot De nieuwe fase en later in Ruimte voor vrouwen)