‘Alles wat hij gezien heeft vandaag, en de afgelopen week, alle absurditeiten en ellende die hij op dit moment in de donkere stad om zich heen hoort en vermoedt, heel die voortrazende stroom van niet te verwerken gruwelen waarin hij zich heeft ondergedompeld – het lijkt hem terug te werpen in een kaal, onomstotelijk heden. Een angstaanjagend potdicht afgesloten heden ook, dat elk gevoel, elke compassie, elk mysterie buitensluit, dat elk vermoeden van iets bovenwerkelijks of heiligs hoonlachend smoort. In dit ontheiligde, allesoverheersende hier en nu is het firmament niet langer ondoorgrondelijk, is het licht een reeks getallen, is alles plat, feitelijk, causaal en zinloos.’

Erik Menkveld, uit: Het grote zwijgen