Dit meisje is door iemand grootgebracht,
in haar ogen kabbelt lichtblauw water,
in haar liezen is het donker, splijt de nacht,
en ook een roze sterre staat er.
.
En in haar hart, hoe laat zou het daar zijn?
Ergens tussen wolf en hond.
Kobalt en schemerig golft het satijn
daar waar een naald het centrum wondt.
.
In haar hoofd begroet een tuin het wonder
van weer een nieuwe dageraad,
maar in haar nek gaat rood de zon al onder
en nacht kruipt in haar ruggengraat.
.

Jelena Sjvarts, De cirkelgang van de tijd in een lichaam,
uit: Optima (vertaling Peter Zeeman)