Blote lijven stappen hoog in de witte wereld,
leggen zich neer op de zonnebedden, slapen
even onder de januari zon, keren zich om,

glijden dan terug in de warm gestookte ruimten,
de geurende baden, dompelen zich in het koude
water, hurken bij

de versierde fonteinen, slaan de te kleine handdoek
om de te grote billen, borsten vallen onder de
badjas op de etenstafel,

een verschrompelde hand rekent af, wenkt maar
herkent de ander niet, laat zich weer vallen, het
lijf achterna, het geslacht

onaangedaan, wijdbeens de man, zorgvuldig
schikkend de vrouw, het haar kroezend van de
dampen, vanillegeuren uit het

weke dessert, dan weer aarzelend bij de kluisjes
waarin de dagelijkse schatten: de bedekking van
zoveel gelijke edele delen.