In het bijgebouwtje van de kerk ditmaal een
Tafel vol eten, plastic schaaltjes en zakken
Roddelende vrouwen en een

Achterkamertje waarin de kok haar waar naar
Gewicht afrekent, mijn fiets staat buiten en
Ik vul met mijn handen

Zoveel schalen als ik kinderen heb, dan loop
Ik naar mijn fiets en heb opeens lege handen
Zodat ik weer naar binnen moet

En het eten zoek, ik ben zo lang bezig dat ik
Ongerust word over mijn afwezigheid thuis
En als ik opnieuw

Schalen vol in de fietsmand laad, word ik gevolgd
En geplaagd en mijn waar doorzocht zodat het
Nog later wordt en ik in

Een leeg huis terugkeer waar ik alle schalen
Op tafel zet en rangschik en me bedenk dat
Alles te koud geworden is

Men zou moeten dromen over drankgelag en
Dampende borden en niet wakker moeten worden
Met honger en verdriet