Lang hing zijn lijf nog boven mij, lange
Armen steunend langs mijn flanken

En alleen aan vingers en tenen vast aan
Het laken, een ruimte van

Tocht en wind en adem, soms warm nog
Maar meestal kil waartussen

Flarden van anderen, geschreeuw dempend
Verlangen sussend, soms

Viel het op mij maar nu laat het los, mamma
Kijk met één hand, straks

Zwaait het en uit balans valt het buiten mijn
Beeld, voorgoed