Het is mijn vader die me wil spreken en huilend
Bovenaan de trap mijn enkel grijpt, ik ruk me los
Mijn meisjeskamer is omver gegooid
In mijn hele huis schuilen kinderen die een film
Willen zien die maar niet vertoond wordt, ongedurig
Trekken ze uit hun kring
Er is eten voor iedereen dat ik niet kan uitdelen nu
Ze zich verspreiden, ik vloek en ben zo innig moe
En ik wil weg, over mijn
Benen lopen duizend heel kleine muisjes die zich
Vastklitten aan mijn vel, dan ben ik opeens in
De boot van mijn lief die
Knalrood wordt geschilderd, de wanden zijn keurig
Afgeplakt, alle attributen zijn verdwenen, rood is
Niet zijn kleur
Vloekend ga ik door de hele droom, in de vroege
Ochtend regent het zachtjes, de kat wil mijn muizen
Wel vangen, ik mijn vader
woutervanheiningen
12 juli 2013 — 07:49
Lieve Alja,
zoals altijd ben je op zijn best in de meest persoonlijke poëzie, prachtig!
alja
12 juli 2013 — 09:04
dank je wel