Jij weet het toch, ’ zei ze.  Ze keek mij niet meer aan.  Haar hoofd was gebogen, een geknakte sigaret lag in het volle bord en walmde.  De kruidige geur van hasjiesj kringelde om ons heen.  ‘Jij weet wat verdween.’
Ze richtte zich op en sperde haar ogen open.
‘Pappa en mamma,’  zei ze,  ‘en God, en het geheim van de liefde.’
Haar ogen vulden zich.
‘Alleen de herinnering is gebleven,’  zei ze,  ‘en de herinnering is niet genoeg, de herinnering is een groot verlangen.’

Marcel Möring, uit: Het grote verlangen