Het verlangen naar hereniging is het grootst:
Die met mijn dode ouders, die met mijn levende lief
En toch stel ik uit

Ik verzin de maaltijden waarop mijn vader uit
De pan snoept, glunderend en gul, mijn moeder met
Rode wangen

Bedrijvig deuren opent met haar heup, ik verzin
Hoe ik mijn lief tegemoet ren en mezelf om hem heen
Sla, hij in mijn nek

Bijt, ik verzin hoe beiden elkaar ontmoeten: opnieuw
Glundert mijn pappa en zal, met betraande ogen, zeggen
Hoe

Gelukkig ik ben, alles zwijgt, ik zwijg, soms is het
Prettig, zegt dichter K., ontroostbaar te zijn maar iemand
Toch moet mij in zijn armen nemen

Ik begroef mijn kat, zegt hij, in mijn lievelingstrui onder
De appelboom, ik mis nog dagelijks haar zachtheid
Kerststerren op zijn nieuwe trui