Ik moet beter regisseren, zegt hij, mijn wijsvinger
Gestrekt houden, mijn greep in je nek steviger

Mijn opdracht korter, en dan nog aan het eind van
De straat kan ik

Wiebelen, lange neuzen trekken of met de handen
In de zakken heel grote

Lijven maken, alleen niet als hij daar blijft staan
Zijn oog scherpt en vanuit die

Verte mij traceert, hij wil geen dansend haar op de
Rug, hij wil

Zien hoe ik hem terugvind, hoe ik me verlos uit die
Greep en dan lach, schater

Onder hem vandaan glip, mijn eigen plaats bepaal
En dan daar ver bovenop

Hij wilt mij, een massa die breekt, een tram die in
De diepte stort, omstanders die wijken