Het wordt steeds belangrijker blijkbaar een gemeenschappelijke deler te hebben: dat jij weet wie mijn mamma is, dat jij naast mijn vader hebt gezeten op een verjaardag, (hij blies de rook van een sigaartje boven je hoofd), dat jij mijn babies hebt gezien en dat jij hebt verteld hoe M. de inspiratie van ergens, van boven, kreeg, dat jij mijn echtgenoot kende of hoe ik ter kerke ging, dat jij mijn typesnelheid nog weet (luister maar goed) en mijn ingewikkelde hartige taarten at (a, toe, neem nog wat). Dat we werkten samen, H., dat geluid van je fiets met kinderzitje tegen het hek.
Ik ben niet sentimenteel hoor – het is gewoon dat ik graag schrijf en graag me herinner. Dat ik de intentie van het moment koester. Dat ik altijd je stem herken. Dat ik (bijna) altijd mee kan doen met je grapjes. Dat ik de zorg deel van jouw kinderen en de mijne.
Na ja, dat wilde ik je gewoon nog even zeggen. Niet omdat je iets moet doen, alleen misschien omdat het nu nog kan.”

uit een brief naar H.