Tromgeroffel begeleidt me van dorp naar dorp
Opgejaagd door mijn stamgenoten bereik ik
Elke grens

Nergens thuis evenwel dan daar in mijn herinnering
De geitjes, het gras hoger dan ooit omdat ik liggend
Zo klein

Nog maar ben, het moet een komisch gezicht zijn:
Een oude vrouw met wapperende grijze haren
Die op een bakfiets

Rood, doet alsof aan het eind daar een prijs ligt
Een vergrijp, een reden tot stoppen, zij heeft
Geen boodschappen

Langszij, geen kind dat ‘boom’ roept bovendien
Flitsen de beelden in dezelfde vaart als de vele
Films die zij

De laatste weken keek, 1 scene slechts die in
Dat moment terugkeert, een schommel die zich
Vastslingert zoals haar

Haren in elkaar en dan weer langzaam los en
Bij ieder langzaam loskomen een stukje van haar
Erf, de geiten

Het gras, de verte, het rood van haar bloed, een
Indiaan voor zijn tent, een hand die op huid
Gespannen, roffelt

log van 30 april 2011, getiteld
het uiteindelijke portret