nee niet langer ik nee niet langer de andere
langzaam wandelend in de morgen gebonden
aan de verloren stukken van de nacht getrokken
door de golven naar de zee om op de horizon
als een koorddanser te lopen o matrozen!

hoe dikwijls heb ik niet gevraagd of dit
de laatste keer kon zijn dat ik in het ijskoude
water van mijn proza werd onder gedompeld
en hoe dikwijls was het enigste antwoord niet
een schip dat toeterde en in de mist voer

ga varen matroos de nacht is wit je hart klopt
door je borst aan de deur van het leven het wil
er uit wil varen in de hemel als een ster
waar het neer kan zien op het plezier der schepen
o matroos de nacht is blauwer dan de hemel.

Hans Lodeizen: Gedichten 1948 (Nagelaten werk)