Alsof het zomer wordt, zo ligt hij daar, handen
Plat op de rotsen, armen naar achteren gestrekt
Lijf leunend en kijkend in de zoeker, zij, op
Afstand nog en onbewogen

Dan zal na een paar tellen de tinteling in zijn
Armen beginnen, zij verplaatst haar voeten, zij
Aarzelt, dan drukt ze op de knop en draait zich
Om, langzaam

Haalt hij zijn handen terug, hangt ze aan zijn
Armen, trekt het lijf naar binnen, loopt zich
Achter haar aan terwijl langer, later mijn haar
Zich tegen hem vleit

Van boven naar beneden uiteen valt in een
Waaier van licht en mijn lijf erachter aan, zacht
Van betekenis en waarde, als hij nu maar even
Nog blijft

Zitten, dan duwen mijn torens de honing in zijn
Mond, mijn rivier overspoelt hem, mijn land
Omvat hem, mijn heuvels behoeden hem, alsof
Het zomer is