……gelijk een kind, spelende op het strand,
dat alles maken kan: een vogelbeest,
een vis, een mens, een huis en een barkas.
God geeft het hem in zilte lijnen aan
wanneer de vloed terugloopt op het zand.
Het kind stort zich met hartstocht op zijn schop
of tekent met de vingers vin en veer.
’s Avonds staat het te kijken hoe het tij
weer opzet en zijn maaksels voor en na
doet slinken en met ruisen overspoelt.
‘Geprezen!’ Morgen komt er weer een dag.
Dan komt het terug, het schopgeschouderd kind.
Het weet: de Geest blaast toch waarheen hij wil.

Ida Gerhardt: Achterberg,
uit de bundel: De hovenier (het kengetal)