Ik ben nog nooit zo geweest:
na een en dertig jaar zo klein als een schelp
en zo moe als een oud huis,
waarin spoken tekeer gaan, onvermoeibaar,
Géén schelp, geen huis. Wel het vluchtend omhulsel
van het sidderende dier, levensgroot verschrikt,
dat mijn naam draagt. Maar de naam liefde?
Zo dikwijls die naam en zo zelden die stilte.
Hans Andreus, uit: In het twee en dertigste jaar,
uit: Zoon van Eros
Reacties door alja
vaak ongewild
dank Frank
het verkeerde perkje
bij alles dat W. vertelt, zegt hij 'maak daar maar ...
hoe lief tegelijkertijd
dank Leonore
de 2e column voor de site van Pom Wolff
Hij is er nog, speelt piano en leest! Dank voor ...
mijn veiligheid
ik houd in alle opzichten meer van het suggestieve, x