Hoewel we allemaal bijzonder willen zijn,
deelt zij nu graag hoe
gewoon ze eigenlijk is terwijl ze tegelijkertijd
steeds meer vervreemd van
deze wereld. Met haar handen kan ze nu
dwars door mij heen scheppen,
als ze wilt. Nog even en dat kan ook in kleur.
Ik zie alleen het rood: mijn
huid verkleurt van de zon, mijn lijf valt in
brokken uiteen, ik schilder
mezelf. In wezen lach ik haar uit. Dat is niet
de bedoeling. Ik waak over
mijn taal. Zij over de beelden, althans dat
denkt ze. Ik wil geen dwarsdoorsnede.
Handoplegging zou iets zijn en dan door de
knieën voor een echte God.
hans altena
29 mei 2015 — 06:55
dit wordt eng… de woorden van je gedichten nodigen om verder te lezen maar de sensatie dat het spoor kwijt raakt fluistert me in de nek…
x